Artikel

Binnen Interreg Leve(n)de Bodem komen Vlaamse en Nederlandse onderzoekers en adviseurs regelmatig bij elkaar om kennis uit te wisselen tijdens een zogenaamde ‘Train de trainer’-sessie. Op 12 maart gebeurde dit al voor de zesde keer. De locatie was ditmaal Proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat. Omdat er buiten op het veld nog weinig te beleven valt, ging het om een theoretische sessie. Verschillende demonstratieve veldproeven, aangelegd door Delphy in de eerste projectjaren, kwamen aan bod.

Bijleren aan de hand van veldproeven

Bemesting in de aardappelteelt
Gedurende twee jaar lag een bemestingsproef aan op de aardappelpercelen van proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat. Hierbij werd gekeken naar het effect van verschillende meststoffen op de biomassa in het seizoen en de opbrengst. Ook de bodemlevenactiviteit werd ingeschat door middel van een HWC-analyse. De volgende objecten waren in de proef opgenomen:

  • 10/20 ton geitenmest
  • 25/40 ton VDM
  • 15/30 ton compost
  • 15/30 ton champost
  • Kunstmest
  • kunstmest met coating
  • PRP (Olmix)

In teeltseizoen 2017 haalden de objecten met varkensdrijfmest de meeste biomassa en de hoogste opbrengst (57 ton). Alle overige objecten zaten rond de 50 ton. Ook in 2018 hadden de objecten met varkensdrijfmest de hoogste opbrengst. Bij de HWC-analyse, die laat in het seizoen is uitgevoerd, hadden de objecten met geitenmest een duidelijk hogere uitslag. Een mogelijke verklaring ligt bij het droge voorjaar, waardoor de geitenmest pas later is gaan mineraliseren. De overige objecten zaten op dezelfde lijn. Uit deze tweejarige demo leren we dat toediening van varkensdrijfmest voor het ploegen van een aardappelperceel voor een hogere opbrengst kan zorgen na een droog voorjaar.

Plantgatbehandeling in de boomteelt
In de boomteelt wordt gezocht naar middelen en methoden om de aanslag van de heesters te versnellen en de opname van water en mineralen te verbeteren. Binnen deze proef zijn een aantal objecten gedoseerd in het plantgat, waaronder wortelstimulerende middelen, vochthoudende korrels en biostimulantia en mengsels van potgrond.
Opvallend was dat de planten na toediening van de wortelstimulerende middelen beter stonden en er daar minder blad afviel. Op 5 november is een visuele eindbeoordeling gedaan. Onbehandeld en DCM PN en DCM Vivisol waren te vergelijken. Bij tuinturf waren zowel de plant als het wortelgestel duidelijk beter. Ook Stimuter Pireco zorgde voor een betere structuur in de kluit en een betere plant. De overige behandelingen zaten redelijk op een lijn.

Bodemverbeteraars in de aspergeteelt
Er doen veel de ronde verhalen over bemesting en bodemverbeteraars in de teelt van asperges. Een proef met bodemverbeteraars werd aangelegd voor een meerjarige kijk op de effecten van verschillende producten die binnen de sector worden toegepast. Het doel van deze bodemverbeteraars is het stimuleren van bodemleven voor betere productie en kwaliteit. De proef is aangelegd met het ras Cumulus. Objecten zijn gebaseerd op producten van Plant Health Care, Ekompany, Mivena, Crehumus, Carbon Gold, Olmix en DCM. Van alle objecten zijn plantsapanalyses uitgevoerd door NovaCropControl. Deze resultaten gaven nauwelijks verschillen weer. In de resultaten van de HWC-analyse zaten wel behoorlijke verschillen. Bij PRP en Vivisol lag de uitkomst zelfs boven de 1000 µg C/ g grond. De objecten Crehumus en Mivena granustar gaven de hoogste opbrengst in de proef.

Inzichten in organische stof en HWC
Organische stof is in het algemeen te onderscheiden in labiele en stabiele organische stof. Er zit vooral verschil in de afbreekbaarheid tussen verschillende bronnen van organische stof. Algemeen is er sprake van 4 groepen. Groep 1 is daarbij de meest labiele organische stofgroep, zoals suikers en polymeren. De meest stabiele organische stof groep (groep 4) is zoals humus/biochar. In groep 2 zit onder andere mest en in groep 3 compost, bokashi en houtsnippers.
 
Voor de bodemgezondheid is het belangrijk om niet altijd dezelfde vorm organische stof aan te bieden, zo gaf Cees Oele aan. Wanneer er een variatie van organische stof op het perceel wordt aangevoerd, zal de kwaliteit van de organische stof op het perceel veranderen. Door middel van de Rock-Eval methode kunnen zowel de grond als het product worden geanalyseerd, om hierop de beslissing te baseren welke vorm van organische stof er bij voorkeur aan een perceel wordt toegediend. Ook de HWC-methode kwam nog ter sprake. Momenteel lijkt dit de beste voor handen zijnde methode voor het inschatten van de bodemweerbaarheid en de activiteit van het bodemleven. Een punt van aandacht hier is de ongelijkheid in resultaat wanneer verschillende labo’s hetzelfde staal analyseren op HWC.
 
 
Contact/meer info
Cees Oele
c.oele@delphy.be

Gekoppelde thema's & sectoren: