Artikel

In het kader van systeemonderzoek op zandgrond gaat Wageningen Universiteit de effecten na bij het aanbrengen van verschillende dosissen effectieve organische stof (EOS). Gangbare en biologische teelt worden met elkaar vergeleken. Dit onderzoek ondersteunt de moeizame maar belangrijke zoektocht naar oplossingen om rendabel te telen én te voldoen aan de nitraatnorm. In dit nieuwsbericht lees je de eerste bevindingen.

Systeemonderzoek rond bodemkwaliteit op zand

Een lage organische stofaanvoer van 1.000 kg effectieve organische stof (EOS) /ha/jaar gaf aanleiding tot 5% lagere opbrengsten en een lager risico op stikstofuitspoeling in vergelijking met een aanvoer van 2.000 kg EOS/ha/jaar. Aanvoer van extra compost met 3.000 kg EOS/ha/jaar gaf na 6 jaar 2 tot 5% hogere opbrengst, voornamelijk wanneer de overige aanvoer van organische stof laag was. De compost gaf geen hogere uitspoeling. In het onderzoek zijn nutriënteneffecten tussen de behandelingen niet uit te sluiten. Na ongeveer 10 jaar reageert het organisch stofgehalte positief op de organische stofaanvoer. De opbrengsten van het biologische systeem waren fors lager dan de gangbare opbrengsten, behalve voor snijmaïs. De nitraatconcentraties in het grondwater onder de biologische percelen waren laag ondanks het hoge stikstofbodemoverschot.


Effect van organische stof op nitraatuitspoeling
Als ik werk aan een hoger organische stofgehalte, heb ik dan een hoger risico op nitraatuitspoeling? Deze vraag komt heel frequent terug. Er zijn drie belangrijke aspecten rond het effect van organische stof op nitraatuitspoeling.

  1. Stikstofmineralisatie en – immobilisatie
  2. Denitrificatie
  3. Het effect van bodemkwaliteit op de stikstofopname van het gewas.

Bij een hoger organisch stofgehalte in de bodem zou er minder nitraatuitspoeling kunnen optreden doordat een betere bodemkwaliteit leidt tot een betere gewasgroei, of doordat er meer denitrificatie optreedt. Aan de andere kant kan er meer nitraat uitspoelen door een hogere mineralisatie. Veel factoren bepalen de uiteindelijke uitkomst van de balans: de mestsoort, organische stof, de stikstofgift, het hoofd- en vanggewas, de hoeveelheid, samenstelling van gewasresten en het beheer daarvan, de grondsoort, het weer en de hydrologie.


Liever mest dan kunstmest?
Er zijn argumenten voor en er zijn argumenten tegen het gebruik van organische mest. Enerzijds heeft deze reststroom een goede plaats in de keten en beperkt organische mest het gebruik van kunstmest-fosfaat als eindige grondstof. De organische stof in de mest heeft ook een positief effect op de bodemstructuur. Aan de andere kant is de stikstofwerking van organische mest lager dan van kunstmest. Dit komt omdat je te maken hebt met verliezen en tijdelijke vastlegging. Toediening op het juiste moment en op de juiste plaats is lastig.

Tot slot is de stikstof-fosfaat verhouding van organische mest lager dan de behoefte van de plant. Extra stikstof via kunstmest of via vlinderbloemigen is onmisbaar om nutriëntenbehoeften te dekken en om emissies te voorkomen. Hiermee is de vraag of kunstmest milieukundig beter of slechter is dan organische mest irrelevant.


Wanneer is het organische stofgehalte volgens de landbouwer te laag?
Onderzoekster Renske Hijbeek stelde deze vraag aan 1.500 landbouwers verspreid in Europa. Uit de enquête bleek dat landbouwers op ‘moeilijkere’ gronden (zand, grote helling, erg nat of juist erg droog) eerder een tekort aan organische stof ervaren dan landbouwers met ‘makkelijkere’ gronden. Er zijn bijna geen gevallen van een percentage aan organische stof waarbij alle boeren een ernstig tekort ervaren, veelal is het een grijs gebied waarbij sommigen een tekort ervaren, en anderen niet.


Verslag: Henry v.d. Akker, Kennispendelaar ZON Leve(n)de Bodem

Meer info
Meer details vind je op https://www.beterbodembeheer.nl/nl/beterbodembeheer/show/Highlights-uit-de-PPS-Beter-Bodembeheer-in-2017.htm

 
Gekoppelde thema's & sectoren: