Artikel

Kan een niet-kerende grondbewerking de ploeg vervangen? Besparen we zo tijd? En welke positieve gevolgen heeft die bewerking? De voorbije twee weken bespraken we de verschillende beschikbare machines, maar ook een aantal andere bepalende factoren zoals een goede bodemconditie en een juiste bandendruk. Deze week gaan we dieper in op de omschakeling van ploegen naar niet-kerende grondbewerking. We geven mee waarop je moet letten. 

 
En de boer, hij ploegde voort! Of toch niet? - deel 3

Omschakelen van ploegen naar niet-kerende grondbewerking
Niet-kerende grondbewerking is voor iedereen toepasbaar. De eerste jaren na ploegen zal vooral diepe grondbewerking nodig zijn als er verdichting optreedt. Verdichting is er altijd, maar we moeten die zo oppervlakkig mogelijk houden.

Hou er rekening mee dat hoe dieper je een bodem losmaakt, hoe dieper je die ook terug kan verdichten. Als je ploegt tot 30 cm, dan kan je je bodem ook compacteren tot meer dan 30 cm. Door niet-kerend te werken vergroot je op termijn ook de draagkracht van je bodem. Zo verminder je de kans op diepere bodemcompactie. 

Hoe ga je nu concreet tewerk bij de omschakeling naar niet-kerende grondbewerking? 

  • Jaar 0: er werd geploegd. Ploegdiepte is 30 cm.
  • Jaar 1: niet-kerende grondbewerking op 32 à 33 cm, net onder ploegdiepte (om de ploegzool op te heffen).
  • Jaar 2: nagaan waar de verdichting zit (met prikstok) en maximum 2 à 3 cm onder de verdichte laag werken. Zodra er geen verdichte laag meer aanwezig is, kan je streven naar een bewerkingsdiepte van 22 à 23 cm.

Tip: maak de grond niet té los
Een veelgemaakte fout bij omschakeling van ploegen naar niet-kerend, is dat de grond te sterk wordt losgemaakt. Dat is zeker geen vereiste! Je moet een zekere fractieverdeling van kluitgrootte in je bodem hebben: grote en kleine kluiten door elkaar. Dat zorgt voor een goede structuur!

Bovendien mag de opeenvolging van kluitgrootte in de diepte niet te sterk variëren. Bij ploegen bijvoorbeeld komen er zeer kleine bodemfracties onderaan terecht, net voor de overgang naar de ondergrond. Bij niet-kerende is dat niet mogelijk, waardoor je dus gelijkmatige overgangen hebt in fractiegroottes. Bij een stabiele bodemsituatie na enkele jaren niet-kerende bewerking van de bodem kan diepe bodembewerking zich beperken tot ongeveer 23 cm. Minder diep bewerken betekent minder brandstofverbruik en sneller werken. 

Algemeen zijn volgende handelingen totaal NIET gewenst en dragen ze NIET bij tot een gelijkmatige overgang van kluiten in de bodem van boven naar beneden: 

  • Te intensieve bewerkingen
  • Te diepe bodembewerkingen
  • Te homogene zones in één bodemlaag

En welke invloed heeft dat op mijn opbrengst?
Uit proeven blijkt dat er opbrengstverlies kan voorkomen bij aardappelen, maar vaak beperkt zich dat tot de eerste 5 jaar. Het bodemleven heeft immers tijd nodig om zich te ontwikkelen en te stabiliseren. Na een aantal jaar niet-kerende grondbewerking bekom je een stabiele, weerbare bodem. Hou er rekening mee dat tussendoor ploegen ervoor zorgt dat de ontwikkeling van je bodemleven, en dan vooral de ontwikkeling van diepgravende regenwormen, weer even stilvalt of achteruit gaat.

Hoe minder intensief een bodem bewerkt wordt, hoe stabieler de kluitfracties aan het oppervlak zijn. Dat betekent minder verstoring van schimmels en bacteriën, die een voedingsbron zijn voor het grotere bodemleven. 

Op hellende percelen is niet-kerende bodembewerking ook gekend als erosiemaatregel die ervoor zorgt dat er minder afspoeling is van vruchtbare grond. En dat er geen verlies is van vruchtbare grond, komt de opbrengst zeker ten goede!  


Meer info

Franky Coopman - franky.coopman@inagro.be 

Annelies Pollentier - annelies.pollentier@inagro.be










Gekoppelde thema's & sectoren: Akkerbouw | Bodem En Bemesting | Groenten Open Lucht